Recent
de vriend van de reiziger
trekt hem een mantel aan
en blijft in de stadspoort staan
als hij in de verte verdwijnt
de warmte van de handdruk
reist als een aura mee
en bij al het wel en wee
is zijn steun dichtbij te vinden
als na al het ronddwalen
de reiziger naar huis smacht
dan staat daar zijn vriend op wacht
om de mantel aan te nemen
Met permissie dicht ik terug:
de vriend van de reiziger
zo wordt hij hier bezongen
toch lijkt de vriend gedwongen
om een schaduwmens te zijn
de kilte van de stilte
als hij eenzaam achter blijft
zoals een echo ingelijfd
in het huis is terug te vinden
als na lang gedwaald te hebben
de reiziger zijn huis terugvind
omhelst hij dan zijn vriend
of is die slechts zijn mantelzorger?
Met permissie! En applaus. Een goed punt dat je hier aansnijdt.