Recent
ik sluit de deur achter me,
goed voorbereid knijp ik mijn ogen toe tegen het licht
en de wind wervelt door mijn haar — ik ben gigantisch
alles omvattend in mijn klein domein, rijkdom en rijk, mijn wereld,
mijn gedachtenwereld waar ik de heerser ben
dat, juist dat laat ik achter me
in een witte kamer zonder deur klauw ik om me heen
ik probeer mezelf te graaien
maar vang alleen maar lucht
ik snak, ik dacht, ik geloofde heilig,
het was alleen een momentopname, geen nachtenlang gebral, geen vacuum
ik draai, ik wacht,
zet mij maar op beide benen,
strand of stad of stal geen voorkeur, zolang ik maar een vaste vloer voel,
een basis om mijn grootsheid uit te dragen, verzucht ik
en ik blijf maar diepvriespizza’s eten op het bed in het hotel
en ik blijf maar afhaalmaaltijden bestellen op het bed van het hotel
en ik ik blijf maar geld betalen
en ik blijf maar niets verlangen
en ik blijf alleen
en denk aan gisterochtend, ik was vastbesloten en ook dat verdween ineens
ik houd een lege mok in mijn handen, nog warm
een lege troffee
een vaandel waar ooit twee namen op geschreven waren
en nu nog maar een half
zijn vogels kennen
geen trek
en wanneer hij
zijn hoofd te ruste legt
ademt ook zij
zachte wolken in zijn schoot
onder de naalden
ruist hij
en fluistert zij hem
haar stuk toe
geborgen draden vallen
rank van haar
en schampen zijn armen licht
aan zijn windsels voelend
zoekt hij de schuilplaats op
waar hij haar gedachte
loom in zijn armen wiegt
Als schaduwfiguur bij dimmend licht
Plaats mijn gedachtenstaafjes
Over, door
en buiten jouw gezicht
Het eind, neem je me waar
of als leugen?
Achter ligt een reuzenreden
met muizenstapjes
te wachten op
benadering
In het spiegeldoolhof
dool je rond
lang
geleden
al lang
verleden