Recent
op de open zee heeft de kapitein zelden spijt
de golven relativeren
de golven spoelen weg
ze zussen hem in slaap
ze is alleen thuis
goudblond kroeshaar
en verhalen van mijlen ver
een blok over de reling en
hij gromt
zijn verkozen nadenk-grom
antwoord op het zingen van de zee
aan land betreurt hij ooit walvisvaarder te zijn geweest
donkere dagen die
tegen de stroom in
nabij drijven
aan de kust geniete mensen van gezelschap
ze hebben warmte en liefde en vlees
en op het schip kent de kapitein alleen zijn staf
nauwelijks bij naam, eigenlijk
en de vrijheid
om te vloeken om zijn lot
en overpeinzingen, plicht, zijn spijt laten varen
als hem dat belieft